De laatste tijd wordt er steeds meer bekend over leren leren. Tafels stampen mag weer,
dyslectie is te voorkomen door veel te lezen en spelling wordt foutloos door eindeloos te
oefenen. Hoe komt dat nu?
We hebben de afgelopen jaren steeds meer taken op ons onderwijsbordje gekregen.
Kinderen moeten steeds meer op steeds jongere leeftijd. Daardoor zijn de eisen steeds
hoger geworden. Wij moeten meer van onze leerlingen eisen en er wordt ook steeds
meer van ons geëist. De samenleving is veranderd. Fijn voor de leerlingen die snel
inzicht hebben in hoe ze de leerstof kunnen opslaan, hoe ze moeten leren en wat ze
moeten doen om een geslaagde burger in deze maatschappij te worden. Maar aan de
andere kant vallen er steeds meer leerlingen uit. Ze kunnen niet mee in het moordende
tempo van de te volle klassen met meer en meer schoolvakken. Huiswerkinstituten,
bijlessen, externe toetsbureaus… natuurlijk doen ouders er alles aan om hun kind op
het steeds sneller varende schip te houden. Maar er is een grens aan wat mensen
kunnen.
Gelukkig komen we er langzamerhand achter dat wij er als leraren best voor kunnen
zorgen dat de meeste leerlingen binnenboord blijven. Omdat we steeds meer weten hoe
hersenen werken. Omdat er eindelijk onderzoek is gedaan naar wat werkt in het
onderwijs. Omdat we eindelijk voor onszelf, en daarmee voor onze leerlingen, opkomen.
Waar zijn we dan eindelijk (of eigenlijk) achter gekomen? Het zijn maar 5 punten:
1. Kleuters leren meer van spelen. Terug naar het “ouderwetse” kleuteronderwijs;
maar dan in een nieuw jasje. Met meer betrokkenheid van de leerlingen en een
actievere houding van de leraar.
2. Leerlingen moeten meer doen, meer bewegen in de klas. Meer zingen, meer
schrijven en buiten meer doen in de zin van stoeien, klimmen en rondrennen.
Dat zorgt ervoor dat de hersenen meer leerstof opnemen.
3. Het is beter om te differentiëren op instructie dan op niveau. Het kost tijd en
oefening, maar daardoor blijven de leerlingen bij de les en kunnen meer
leerlingen meedoen met het “gewone” programma. En het scheelt zoveel tijd en
gedoe als je niet aan 5 of 6 (of nog meer) groepjes apart instructie hoeft te geven.
4. Alle flauwekulvakken de wereld uit. Leuk hoor: burgerschap, gezond eten, met
geld omgaan, verkeerslessen in de onderbouw… maar het neemt veel te veel tijd
in beslag die in feite besteed moet worden aan goede instructies. Leerlingen
hebben baat bij degelijke lessen en heel veel oefenen op het gebied van de
basisvakken: taal, rekenen, lezen, schrijven en spelling.
5. Leerlingen moeten leren denken en werken in stappen. Daarvoor hebben alle
leerlingen (en dat kan per vak) een instructieschrift nodig. Daarin noteren ze
precies de stappen die ze moeten doen om hun schoolwerk te maken. Hoe los je
som X op? Hoe gebruik je het Sexy Fokschaap? Hoe vervoeg je de Franse
werkwoorden? Hoe schrijf je de letter K? Hoe zoek je een woord op in een
woordenboek? Alle stappen zet jij puntsgewijs op het bord en de leerlingen
nemen de stappen over in hun schrift. Wie schrijft die blijft! Leerlingen gebruiken
hun instructieschrift bij het maken van de oefeningen en natuurlijk kunnen ze
ook later zelf altijd opzoeken hoe ze iets moeten doen. Nooit meer vingers met
“ik snap het niet”. En wie afwezig is geweest, is meteen bij nadat alle instructies
zijn overgenomen (met toelichting) van een medeleerling.
Eigenlijk is het heel simpel. Het is wel een kwestie van doen. Morgen beginnen dus